- blazen
- {{blazen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [krachtig uitademen; m.b.t. de wind] souffler2 [m.b.t. dieren] grogner3 [muziek]jouer4 [in het blaaspijpje blazen] souffler (dans l'alcootest)♦voorbeelden:1 blazen en puffen van de warmte • ±mourir de chaleur3 hij blaast mooi • il joue bienII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [laten horen] jouer2 [verplaatsen, verwijderen door blazen] souffler⇒ chasser en soufflant3 [door blazen vervaardigen] souffler♦voorbeelden:2 〈dammen〉 een schijf blazen • souffler un pioniemand rook in het gezicht blazen • envoyer de la fumée dans le visage de qn.3 glas blazen • souffler le verre¶ het is oppassen geblazen! • il faut faire attention!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.